De vrijgevigheid van de Profeet Mohammed ﷺ kende geen grenzen. Hij was ontzettend gul. Hij gaf zoals iemand die geen armoede vreest. Nooit wees hij degene af die hem ergens om vroeg.

Djaabir ibn ‘Abdillaah zei: ‘Nooit werd de Profeet ﷺ ergens om gevraagd, waarna hij ‘nee’ zei.’
(Sahieh al-Boekhaarie, 6034; Sahieh Moeslim, 2311)

Dit was zelfs het geval voordat hij Profeet werd. Toen hij de eerste openbaring ontving en bang naar zijn vrouw Khadiedjah vluchtte, zei hij tegen haar: ‘Ik vrees voor mijzelf!’ Daarop zei Khadiedjah: ‘Zeker niet! Wees verheugd! Want bij Allah, Allah zou jou nooit vernederen. Jij onderhoudt de familiebanden. Jij spreekt de waarheid. Jij steunt de zwakkeren. Jij geeft liefdadigheid aan de armen. Jij eert jouw gasten. Jij staat degenen die door een ramp zijn getroffen bij.’
(Sahieh al-Boekhaarie, 3; Sahieh Moeslim, 160)

‘Abdoellah ibn ‘Abbaas zei: ‘De Boodschapper van Allah ﷺ was de meest vrijgevige van alle mensen. Hij was het meest vrijgevig in de maand Ramadan wanneer Djibriel (de aartsengel Gabriël) hem bezocht. Djibriel bezocht hem elke avond van Ramadan en hij nam de Koran met hem door. Wanneer Djibriel hem bezocht, was de Boodschapper van Allah ﷺ vrijgeviger dan de uitgezonden wind.’
(Sahieh al-Boekhaarie, 3220; Sahieh Moeslim, 2308)

De Profeet ﷺ was zo vrijgevig dat hij altijd iets gaf aan degene die hem vroeg. Maar als hij niks had, beloofde hij hem later te zullen geven. Het kwam vaak voor dat de Profeet ﷺ iets voor zichzelf kocht en dit daarna aan de verkoper schonk. Eens kocht hij een kameel van ‘Oemar en hij gaf deze onmiddellijk aan diens zoon, ‘Abdoellah ibn ‘Oemar. Een andere keer kocht hij iets van Djaabir en hij gaf dit aan hem terug als geschenk.

Aboe Dharr zei: ‘Op een avond liep ik met de Profeet ﷺ buiten Medina en wij keken naar de berg Oehoed. Toen zei de Boodschapper van Allah ﷺ tegen mij: ‘O Aboe Dharr.’ Ik antwoordde: ‘Tot uw dienst, o Boodschapper van Allah.’ Hij zei: ‘Ik zou niet willen dat deze berg Oehoed voor mij in goud veranderd zou worden en dat er drie dagen voorbij zouden gaan, waarna ik nog één goudstuk ervan over zou hebben; behalve één goudstuk dat ik zou bewaren om een schuld mee af te lossen. Ik zou deze verdelen over de dienaren van Allah zoals dit – en hij wees met zijn hand naar voren – en dit – naar rechts – en dit – naar links.’ Daarna liepen wij verder. Toen zei hij: ‘O Aboe Dharr.’ Ik antwoordde: ‘Tot uw dienst, o Boodschapper van Allah.’ Hij zei: ‘De rijksten zullen zeker de armsten zijn op de Dag der Opstanding, behalve degene die uitgeeft zoals dit en dit en dit – en hij wees met zijn hand zoals hij daarvoor had gedaan.’
(Sahieh al-Boekhaarie, 6268; Sahieh Moeslim, 991)

De Profeet ﷺ zou niet rusten, totdat al het geld in zijn huis helemaal op was.

‘Oeqbah ibn al-Haarith zei: ‘Ik verrichtte eens het namiddaggebed achter de Profeet ﷺ in Medina. Toen hij de vredegroet gaf (en hiermee het gebed beëindigde), stond hij snel op en doorkruiste hij de rijen van de mensen naar één van de kamers van zijn vrouwen. De mensen raakten bevreesd door zijn haastigheid. Toen de Profeet ﷺ weer naar buiten kwam en zag dat de mensen verbaasd waren om zijn haastigheid, zei hij: ‘Ik herinnerde me dat wij thuis nog wat goud hadden liggen en ik wilde niet dat dit mij zou afleiden van de aanbidding van Allah. Dus gaf ik de opdracht dat dit in liefdadigheid zou worden uitgedeeld.’
(Sahieh al-Boekhaarie, 851)

Djoebayr ibn Moet’im zei: ‘Terwijl ik met de Boodschapper van Allah ﷺ liep samen met de mensen tijdens onze terugkeer van Hoenayn, begonnen de mensen hem om bezittingen te vragen, totdat zij hem naar een doornige boom dreven en zijn mantel daaraan bleef hangen. Toen stopte de Profeet ﷺ en zei: ‘Geef mij mijn mantel. Als ik zoveel kamelen had als deze bomen, dan zou ik deze onder jullie verdelen en jullie zouden zien dat ik geen gierigaard, leugenaar of lafaard ben.’
(Sahieh al-Boekhaarie, 2821)

Anas ibn Maalik zei: ‘Nooit werd de Boodschapper van Allah ﷺ ergens om gevraagd omwille van de Islam of hij gaf het. Eens kwam er een man naar hem, waarop de Profeet ﷺ hem een kudde schapen gaf die zo groot was dat deze de ruimte tussen twee bergen kon vullen. Daarop keerde de man terug naar zijn volk en zei: ‘O mijn volk! Neem de Islam aan, want Mohammed geeft zoals iemand die geen armoede vreest!’

Anas zei verder: ‘Het gebeurde dat een persoon de Islam alleen aannam omwille van wereldse zaken. Wanneer hij de Islam dan had aangenomen, werd de Islam hem geliefder dan de hele wereld en alles wat hierin zit.’
(Sahieh Moeslim, 2312)

Ibn Shihaab zei: ‘De Boodschapper van Allah ﷺ vocht de Slag van de Opening, dat wil zeggen de Opening van Mekka. Daarna vertrok hij met de moslims die met hem waren en zij streden bij Hoenayn, waarna Allah Zijn religie en de moslims de overwinning schonk. Op die dag gaf de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) Safwaan ibn Oemayyah honderd kamelen, daarna gaf hij hem opnieuw honderd kamelen en daarna opnieuw honderd kamelen. Daarop zei Safwaan: ‘Bij Allah! De Boodschapper van Allah ﷺ gaf mij datgene wat hij mij gaf terwijl hij de meest gehate persoon voor mij was. Maar hij bleef mij geven, totdat hij de meest geliefde persoon voor mij werd!’
(Sahieh Moeslim, 2313)

Aboe Sa’ied al-Khoedrie zei: ‘Een aantal mensen van de Helpers vroeg de Boodschapper van Allah ﷺ om bezittingen, waarop hij hun gaf. Daarna vroegen zij hem nogmaals, waarop hij hun gaf totdat datgene wat hij had, opraakte. Toen hij alles in zijn handen had uitgegeven, zei hij: ‘Wat ik aan goeds bezit, zal ik nooit voor jullie achterhouden. Maar wie zich kuis houdt, Allah zal hem kuisheid schenken. Wie tevreden is, Allah zal hem rijk maken. Wie zichzelf geduld oplegt, Allah zal hem geduld schenken. Niemand heeft ooit een betere en meer uitgestrekte gift gekregen dan geduld.’
(Sahieh al-Boekhaarie, 1469; Sahieh Moeslim, 1053)

De Profeet ﷺ betaalde altijd de schulden van de doden en hij nam het onderhouden van hun gezinnen op zich. Hij ﷺ zei: ‘Wanneer iemand sterft en bezit achterlaat, dan is dit voor zijn familie. Maar wanneer iemand een schuld achterlaat (en deze niet heeft afgelost) en een gezin (dat niemand heeft die hen kan onderhouden), dan is het aan mij (om zijn schuld af te lossen en zijn gezin te onderhouden).’
(Sahieh Moeslim, 867)

Anas ibn Maalik zei: ‘Ik liep eens met de Boodschapper van Allah ﷺ, die een mantel uit Najran met een ruwe zoom droeg. Plotseling kwam er een bedoeïen die hem hard aan zijn mantel trok. Ik keek naar de nek van de Boodschapper van Allah ﷺ en ik kon de indruk van de zoom van de mantel daarop zien vanwege de harde ruk. De bedoeïen zei: ‘O Mohammed! Geef mij van de bezittingen van Allah die jij hebt!’ Daarop keerde de Boodschapper van Allah ﷺ zich naar hem, glimlachte en gaf de opdracht om hem een gift te geven.’
(Sahieh al-Boekhaarie, 6088; Sahieh Moeslim, 1057)

Mohammed ﷺ was zo vrijgevig dat niemand hem kon evenaren in zijn vrijgevigheid. Alles wat hij ontving, gaf hij weg aan de mensen en hij raakte meer verheugd dan degenen die de gift ontvingen. Nooit stuurde hij iemand met lege handen uit zijn huis en hij gaf altijd voorrang aan de behoeften van de mensen boven zijn eigen behoeften.

Sahl ibn Sa’d zei: ‘Een vrouw kwam met een mantel en zei: ‘O Boodschapper van Allah, deze mantel heb ik met mijn eigen handen voor jou geweven.’ De Profeet ﷺ nam hem aan, aangezien hij er behoefte aan had. Daarna kwam hij bij ons, terwijl hij de mantel als lendendoek droeg. Toen zei één van de mensen: ‘O Boodschapper van Allah, geef mij deze mantel.’ De Profeet ﷺ zei: ‘Ja.’ Hij bleef een tijdje zitten en keerde vervolgens terug naar huis. Hij vouwde de mantel op en hij stuurde deze naar degene die hem erom gevraagd had. Toen zeiden de mensen tegen hem: ‘Je hebt geen goed gedaan door hem de mantel te vragen, terwijl jij weet dat hij geen vrager afwijst!’ De man antwoordde: ‘Bij Allah, ik heb hem de mantel alleen gevraagd zodat deze mijn doodskleed zou zijn wanneer ik sterf.’ Het werd later inderdaad zijn doodskleed.’
(Sahieh al-Boekhaarie, 2093)

De vrijgevigheid van de Profeet ﷺ was van verschillende soorten. Soms gaf hij een gift. Soms leende hij iets van iemand en gaf hij hem meer terug dan wat hij had geleend. Soms kocht hij iets en betaalde hij de verkoper meer dan de prijs. Soms gaf hij donaties en soms aalmoezen. Hij accepteerde de giften van andere mensen, maar in ruil daarvoor gaf hij hun altijd meer giften en geschenken terug.

Naast het feit dat de Profeet ﷺ zelf vrijgevig was, spoorde hij zijn Metgezellen en volgelingen aan om altijd vrijgevig te zijn en hij toonde hun de verdiensten daarvan. Hij ﷺ zei:

‘Er is geen dag waarin de dienaren opstaan of er dalen twee Engelen neer. Eén van hen zegt: ‘O Allah, geef een vergoeding aan degene die van zijn bezit uitgeeft.’ De ander zegt: ‘O Allah, geef verlies aan degene die al zijn bezit achterhoudt.’
(Sahieh al-Boekhaarie, 1442; Sahieh Moeslim, 1010)

‘Wie in Allah en de Laatste Dag gelooft, dient zijn gast vrijgevig te behandelen.’
(Sahieh al-Boekhaarie, 6135; Sahieh Moeslim, 1727)

‘Aaishah zei: ‘Wij hadden eens een schaap geslacht, waarna de Profeet ﷺ vroeg: ‘Wat is er nog van overgebleven?’ Ik antwoordde: ‘Alleen de schouder is overgebleven.’ Daarop zei de Profeet ﷺ: ‘Het hele schaap is overgebleven, behalve de schouder.’
(Silsilat al-Ahaadieth as-Sahiehah, 2544)

Zij hadden het hele schaap namelijk in liefdadigheid uitgegeven, behalve de schouder. Daarop verduidelijkte de Profeet ﷺ dat datgene wat zij uitgegeven hadden voor hen is overgebleven in het Hiernamaals en datgene wat zij achterhielden niet voor hen zal overblijven in het Hiernamaals.

‘Abdoellah ibn Mas’oed zei: ‘De Profeet ﷺ zei: ‘Voor wie van jullie is het bezit van zijn erfgenaam geliefder dan zijn eigen bezit?’ De Metgezellen antwoordden: ‘O Boodschapper van Allah, voor ieder van ons is zijn eigen bezit geliefder.’ Daarop zei de Profeet ﷺ: ‘Zeker, zijn bezit is datgene wat hij in liefdadigheid uitgeeft en het bezit van zijn erfgenaam is datgene wat hij achterhoudt.’
(Sahieh al-Boekhaarie, 6442)

Hiermee wilde de Profeet ﷺ ons duidelijk maken dat datgene wat wij in liefdadigheid uitgeven in werkelijkheid datgene is wat wij bezitten, omdat wij dit terug zullen vinden in het Hiernamaals. In tegenstelling tot datgene wat wij achterhouden, want dat is voor onze erfgenamen na ons.

De Profeet ﷺ leidde de mensen tot vrijgevigheid en liefdadigheid, al is het maar met iets kleins. Vrijgevigheid is namelijk een eigenschap die barmhartigheid, medeleven en zelfopoffering in de harten brengt. Zodoende leerde Mohammed ﷺ zijn Metgezellen dat het uitgeven van datgene wat men bezit, ook al is het weinig, beschouwd wordt als gulheid en dat dit de mens beschermt tegen de Hel. Hij ﷺ zei: ‘Bescherm jezelf tegen het Hellevuur, al is het maar door middel van het uitgeven van een halve dadel.’
(Sahieh al-Boekhaarie, 1417; Sahieh Moeslim, 1016)

Mohammed ﷺ was vrijgevig en hij onderwees zijn volgelingen door middel van zijn praktische voorbeeld om liefdadig en vrijgevig te zijn. Zijn hele leven was een perfect model van vrijgevigheid en liefdadigheid tegenover de mensheid.