Toefayl ibn ‘Amr ad-Dawsie was een intelligente dichter, een man van status en de leider van de stam Daws in de buurt van Jemen.
In het elfde jaar van het profeetschap kwam hij naar Mekka, waarna de leiders van Mekka hem verwelkomden en eerden.

Vervolgens zeiden zij tegen hem: ‘O Toefayl! Je bent naar onze stad gekomen terwijl er een man onder ons is die ons een groot onheil heeft bezorgd.
Hij heeft onze eenheid stukgemaakt en ons verdeeld.
Zijn woorden zijn als tovenarij waarmee hij een persoon scheidt van zijn vader, zijn broer en zijn vrouw.
Wij vrezen dat jij en jouw volk getroffen zullen worden door het onheil dat ons heeft getroffen.
Spreek dus niet met hem en luister niet naar hem!’

At-Toefayl zei: ‘Bij Allah! Zij bleven mij waarschuwen, totdat ik vastbesloten was om niet naar deze man te luisteren of met hem te spreken.
Toen ik naar de Gewijde Moskee wilde gaan, stopte ik zelfs watjes in mijn oren uit angst dat ik iets van zijn woorden zou horen.

In de vroege ochtend ging ik naar de Gewijde Moskee en zag ik hem bidden bij de Ka’bah.
Ik ging dicht bij hem staan en Allah wilde mij enkele van zijn woorden laten horen.
Ik hoorde mooie woorden, waarna ik tegen mezelf zei: ‘Moge mijn moeder mij verliezen!
Bij Allah, ik ben een intelligente dichter die ongetwijfeld onderscheid kan maken tussen het goede en het kwade.
Waarom zou ik niet moeten luisteren naar wat deze man te zeggen heeft?
Als het een goede zaak is, zal ik het aannemen en als het een slechte zaak is, zal ik het verwerpen.’

Ik bleef wachten totdat de Profeet ﷺ naar zijn huis vertrok, waarna ik hem volgde.
Toen hij zijn huis binnenging, deed ik hetzelfde.
Ik vertelde hem over mijn komst, hoe de mensen mij angst hadden ingeboezemd voor hem en dat ik watjes in mijn oren had gestopt maar uiteindelijk toch enkele woorden had opgevangen.
Vervolgens zei ik: ‘Vertel mij over jouw geloof.’

De Profeet ﷺ vertelde mij over de Islam en reciteerde de Koran voor mij.
Bij Allah! Ik had nog nooit zulke mooie woorden gehoord noch zo een rechtzinnige religie gezien.
Daarop nam ik de Islam aan en ik getuigde van de waarheid.
Daarna zei ik tegen de Profeet ﷺ: ‘Ik word gehoorzaamd door mijn volk.
Ik zal naar hen terugkeren en hen oproepen tot de Islam.
Smeek Allah dus om mij een teken te geven.’
Daarop verrichtte de Profeet ﷺ een smeekbede voor hem.

Toen Toefayl zijn volk had genaderd, plaatste Allah in zijn gezicht een licht als een lamp.
Toefayl zei: ‘O Allah! Niet in mijn gezicht. Ik vrees dat de mensen dit als een verminking zullen zien.’
Daarop verplaatste het licht zich naar zijn zweep.

Toefayl ging naar zijn vader en zijn vrouw en riep hen op tot de Islam, waarna zij de Islam aannamen.
Zijn volk gaf echter geen gehoor aan hem, maar hij bleef hen uitnodigen naar de Islam.
Na de slag van de Greppel emigreerde Toefayl samen met zeventig of tachtig gezinnen van zijn volk naar Medina.
Hij zette zich in voor de Islam en stierf als martelaar tijdens de slag van al-Yamaamah.

Zie Sierat Ibn Hishaam: 1/382-385 en Moekhtasar Sierat ar-Rasoel van Imam Mohammed ibn ‘Abdil-Wahhaab: blz. 144

Ar-Rahieq al-Makhtoem (de Verzegelde Nectar) van Shaykh Safiyy ar-Rahmaan al-Moebaarakfoerie