Voer alle verplichtingen uit.

Blijf weg van alle verboden dingen.

Toon berouw voor alle zonden.

Reciteer vaak de Koran, op zo een manier dat je er elke dag een vastgestelde hoeveelheid van neemt.

Reciteer het volgende driemaal of meer. Spuug tegelijkertijd lichtjes en veeg met de rechterhand over de plaats van de pijn:

Soerat al-Faatihah:

بِسْمِ اللَّهِ الرَّحْمَنِ الرَّحِيمِ (1

الْحَمْدُ لِلَّهِ رَبِّ الْعَالَمِينَ (2

الرَّحْمَنِ الرَّحِيمِ (3

مَالِكِ يَوْمِ الدِّينِ (4

إِيَّاكَ نَعْبُدُ وَإِيَّاكَ نَسْتَعِينُ (5

اهْدِنَا الصِّرَاطَ الْمُسْتَقِيمَ (6

صِرَاطَ الَّذِينَ أَنْعَمْتَ عَلَيْهِمْ غَيْرِ الْمَغْضُوبِ عَلَيْهِمْ وَلَا الضَّالِّينَ (7

Uitspraak:

‘Bismillaahir rahmaanir rahiem. Alhamdoe lillaahi rabbil ‘aalamien. Arrahmaanir rahiem. Maaliki yawmid dien. Iyyaaka na’boedoe wa iyyaaka nasta’ien. Ihdinas siraatal moestaqiem. Siraatal ladhiena an’amta ‘alayhim ghayril maghdoebi ‘alayhim wa lad daallien.’

Vertaling:

‘In de Naam van Allah, de Bezitter van ultieme Genade, de Schenker van ultieme Genade. Alle lof komt toe aan Allah, de Heer der werelden. De Meest Bezitter van ultieme Genade, de Schenker van ultieme Genade. De Bezitter van de Dag van de Afrekening. U alleen aanbidden wij en U alleen vragen wij om hulp. Leid ons op het rechte pad. Het pad van degenen die U hebt begunstigd, niet van degenen op wie de Woede rust noch dat van de dwalenden.’ (Soerat al-Faatihah 1:1-7)

Aayat al-Koersie:

اللَّهُ لَا إِلَهَ إِلَّا هُوَ الْحَيُّ الْقَيُّومُ

لَا تَأْخُذُهُ سِنَةٌ وَلَا نَوْمٌ

لَهُ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَمَا فِي الْأَرْضِ

مَنْ ذَا الَّذِي يَشْفَعُ عِنْدَهُ إِلَّا بِإِذْنِهِ

يَعْلَمُ مَا بَيْنَ أَيْدِيهِمْ وَمَا خَلْفَهُمْ

وَلَا يُحِيطُونَ بِشَيْءٍ مِنْ عِلْمِهِ إِلَّا بِمَا شَاءَ

وَسِعَ كُرْسِيُّهُ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضَ

وَلَا يَئُودُهُ حِفْظُهُمَا

وَهُوَ الْعَلِيُّ الْعَظِيمُ

Uitspraak:

‘Allaahoe laa ilaaha illaa hoewal hayyoel qayyoem. Laa ta-khoedhoehoe sinatoew wa laa nawm. Lahoe maa fis samaawaati wa maa fil ard. Man dhal ladhie yashfa’oe ‘indahoe illaa bi idhnih. Ya’lamoe maa bayna aydiehim wa maa khalfahoem. Wa laa yoehietoena bi shay-im min ‘ilmihie illaa bi maa shaa-. Wasi’a koersiyyoehoes samaawaati wal ard. Wa laa ya-oedoehoe hifdhoehoemaa. Wa hoewal ‘aliyyoel ‘adhiem.’

Vertaling:

‘Allah. Niets heeft het recht aanbeden te worden behalve Hij. De Levende, de Instandhouder. Sluimer noch slaap overmant Hem. Aan Hem behoort datgene wat in de hemelen is en datgene wat op aarde is. Wie is degene die bij Hem kan bemiddelen zonder Zijn toestemming? Hij kent datgene wat vóór hen is en datgene wat achter hen is. En zij omvatten niets van Zijn Kennis, behalve wat Hij wil. Zijn Zetel strekt zich uit over de hemelen en de aarde. En het waken over beide vermoeit Hem niet. En Hij is de Verhevene, de Geweldige.’ (Soerat al-Baqarah 2:255)

(Sahieh at-Targhieb wat-Tarhieb, 662)

De laatste twee verzen van hoofdstuk al-Baqarah:

آمَنَ الرَّسُولُ بِمَا أُنْزِلَ إِلَيْهِ مِنْ رَبِّهِ وَالْمُؤْمِنُونَ

كُلٌّ آمَنَ بِاللَّهِ وَمَلَائِكَتِهِ وَكُتُبِهِ وَرُسُلِهِ

لَا نُفَرِّقُ بَيْنَ أَحَدٍ مِنْ رُسُلِهِ

وَقَالُوا سَمِعْنَا وَأَطَعْنَا غُفْرَانَكَ رَبَّنَا وَإِلَيْكَ الْمَصِيرُ (285)

لَا يُكَلِّفُ اللَّهُ نَفْسًا إِلَّا وُسْعَهَا

لَهَا مَا كَسَبَتْ وَعَلَيْهَا مَا اكْتَسَبَتْ

رَبَّنَا لَا تُؤَاخِذْنَا إِنْ نَسِينَا أَوْ أَخْطَأْنَا

رَبَّنَا وَلَا تَحْمِلْ عَلَيْنَا إِصْرًا كَمَا حَمَلْتَهُ عَلَى الَّذِينَ مِنْ قَبْلِنَا

رَبَّنَا وَلَا تُحَمِّلْنَا مَا لَا طَاقَةَ لَنَا بِهِ

وَاعْفُ عَنَّا وَاغْفِرْ لَنَا وَارْحَمْنَا

أَنْتَ مَوْلَانَا فَانْصُرْنَا عَلَى الْقَوْمِ الْكَافِرِينَ (286)

Uitspraak:

‘Aamanar rasoeloe bi maa oenzila ilayhi mir rabbihie wal moe-minoen. Koelloen aamana bil laahi wa malaa-ikatihie wa koetoebihie wa roesoelih. Laa noefarriqoe bayna ahadim mir roesoelih. Wa qaaloe sami’naa wa ata’naa. Ghoefraanaka rabbanaa wa ilaykal masier. Laa yoekallifoel laahoe nafsan illaa woes’ahaa. Lahaa maa kasabat wa ‘alayhaa maktasabat. Rabbanaa laa toe-aakhidhnaa in nasienaa aw akhta-naa. Rabbanaa wa laa tahmil ‘alaynaa isran kamaa hamaltahoe ‘alal ladhiena min qablinaa. Rabbanaa wa laa toehammilnaa maa laa taaqata lanaa bih. Wa’foe ‘annaa waghfir lanaa warhamnaa. Anta mawlaanaa fansoernaa ‘alal qawmil kaafirien.’

Vertaling:

‘De Boodschapper gelooft in datgene wat aan hem is geopenbaard van zijn Heer en ook de gelovigen. Allen geloven in Allah, Zijn Engelen, Zijn Boeken en Zijn Boodschappers. Wij maken geen onderscheid tussen Zijn Boodschappers. En zij zeggen: Wij luisteren en wij gehoorzamen. (Wij zoeken) Uw vergeving, onze Heer, en tot U is de terugkeer. Allah belast een ziel alleen volgens haar vermogen. Voor haar is datgene wat zij van het goede verricht en tegen haar is datgene wat zij van het slechte verricht. Onze Heer, reken het ons niet aan als wij vergeten of fouten maken. Onze Heer, belast ons niet met een zware last, zoals u degenen voor ons belastte. Onze Heer, belast ons niet met datgene wat wij niet kunnen dragen. Pardonneer ons, vergeef ons en wees ons genadig. U bent onze Meester, schenk ons dus de overwinning tegen het ongelovige volk.’ (Soerat al-Baqarah 2:285-286)

Soerat al-Ikhlaas:

قُلْ هُوَ اللَّهُ أَحَدٌ (1)

اللَّهُ الصَّمَدُ (2)

لَمْ يَلِدْ وَلَمْ يُولَدْ (3)

وَلَمْ يَكُنْ لَهُ كُفُوًا أَحَدٌ (4)

Uitspraak:

‘Qoel hoewal laahoe ahad. Allaahoes samad. Lam yalid wa lam yoelad. Wa lam yakoel lahoe koefoewan ahad.’

Vertaling:

‘Zeg: ‘Hij is Allah, Uniek. Allah, de Volmaakte aan Wie alle schepsels behoeftig zijn. Hij heeft niet verwekt en Hij werd niet verwekt. En niemand is in enig opzicht aan Hem gelijk.’ (Soerat al-Ikhlaas 112:1-4)

Soerat al-Falaq:

قُلْ أَعُوذُ بِرَبِّ الْفَلَقِ (1)

مِنْ شَرِّ مَا خَلَقَ (2)

وَمِنْ شَرِّ غَاسِقٍ إِذَا وَقَبَ (3)

وَمِنْ شَرِّ النَّفَّاثَاتِ فِي الْعُقَدِ (4)

وَمِنْ شَرِّ حَاسِدٍ إِذَا حَسَدَ (5)

Uitspraak:

‘Qoel a’oedhoe bi rabbil falaq. Min sharri maa khalaq. Wa min sharri ghaasiqin idhaa waqab. Wa min sharrin naffaathaati fil ‘oeqad. Wa min sharri haasidin idhaa hasad.’

Vertaling:

‘Zeg: ‘Ik zoek mijn toevlucht bij de Heer van de dageraad. Tegen het kwaad van datgene wat Hij heeft geschapen. En tegen het kwaad van de duistere nacht wanneer deze aanbreekt. En tegen het kwaad van de vrouwen die op de knopen blazen. En tegen het kwaad van de afgunstige wanneer hij afgunstig is.’ (Soerat al-Falaq 113:1-5)

Soerat an-Naas:

قُلْ أَعُوذُ بِرَبِّ النَّاسِ (1)

مَلِكِ النَّاسِ (2)

إِلَهِ النَّاسِ (3)

مِنْ شَرِّ الْوَسْوَاسِ الْخَنَّاسِ (4)

الَّذِي يُوَسْوِسُ فِي صُدُورِ النَّاسِ (5)

مِنَ الْجِنَّةِ وَالنَّاسِ (6)

Uitspraak:

‘Qoel a’oedhoe bi rabbin naas. Malikin naas. Ilaahin naas. Min sharril waswaasil khannaas. Alladhie yoewaswisoe fie soedoerin naas. Minal djinnati wan naas.’

Vertaling:

‘Zeg: ‘Ik zoek mijn toevlucht bij de Heer van de mensen. De Koning van de mensen. De God van de mensen. Tegen het kwaad van de terugwijkende influisteraar. Degene die influistert in de harten van de mensen. Onder de djinns (geesten) en de mensen.’ (Soerat an-Naas 114:1-6)

(Sahieh al-Boekhaarie met Fath al-Baarie, 9/62, 10/208; Sahieh Moeslim, 4/1723)

Reciteer de volgende verzen:

De verzen 117-122 uit Soerat al-A’raaf:

وَأَوْحَيْنَا إِلَى مُوسَى أَنْ أَلْقِ عَصَاكَ فَإِذَا هِيَ تَلْقَفُ مَا يَأْفِكُونَ (117)

فَوَقَعَ الْحَقُّ وَبَطَلَ مَا كَانُوا يَعْمَلُونَ (118)

فَغُلِبُوا هُنَالِكَ وَانْقَلَبُوا صَاغِرِينَ (119)

وَأُلْقِيَ السَّحَرَةُ سَاجِدِينَ (120)

قَالُوا آمَنَّا بِرَبِّ الْعَالَمِينَ (121)

رَبِّ مُوسَى وَهَارُونَ (122)

Uitspraak:
‘Wa awhaynaa ilaa moesaa an alqi ‘asaak. Fa idhaa hiya talqafoe maa ya-fikoen. Fa waqa’al haqqoe wa batala maa kaanoe ya’maloen. Fa ghoeliboe hoenaalika wanqalaboe saaghirien. Wa oelqiyas saharatoe saadjidien. Qaaloe aamannaa bi rabbil ‘aalamien. Rabbi moesaa wa haaroen.’

Vertaling:

‘Wij openbaarden aan Moesa (Mozes ﷺ): ‘Werp jouw stok,’ waarna deze de valsheid die zij hadden gemaakt verslond. Zo werd de waarheid gevestigd en datgene wat zij deden, werd tenietgedaan. Daar werden zij verslagen en zij keerden vernederd terug. En de tovenaars wierpen zich knielend neer. Zij zeiden: ‘Wij geloven in de Heer der werelden. De Heer van Moesa en Haaroen (Aaron ﷺ).’ (Soerat al-A’raaf 7:117-122)

De verzen 79-82 uit Soerat Yoenoes:

وَقَالَ فِرْعَوْنُ ائْتُونِي بِكُلِّ سَاحِرٍ عَلِيمٍ (79)

فَلَمَّا جَاءَ السَّحَرَةُ قَالَ لَهُمْ مُوسَى أَلْقُوا مَا أَنْتُمْ مُلْقُونَ (80)

فَلَمَّا أَلْقَوْا قَالَ مُوسَى مَا جِئْتُمْ بِهِ السِّحْرُ إِنَّ اللَّهَ سَيُبْطِلُهُ إِنَّ اللَّهَ لَا يُصْلِحُ عَمَلَ الْمُفْسِدِينَ (81)

وَيُحِقُّ اللَّهُ الْحَقَّ بِكَلِمَاتِهِ وَلَوْ كَرِهَ الْمُجْرِمُونَ (82)

Uitspraak:
‘Wa qaala fir’awnoe-toenie bi koelli saahirin ‘aliem. Fa lammaa djaa-as saharatoe qaala lahoem moesaa alqoe maa antoem moelqoen. Fa lammaa alqaw qaala moesaa maa dji-toem bihis sihr. Innal laaha sayoebtiloeh. Innal laaha laa yoeslihoe ‘amalal moefsidien. Wa yoehiqqoel laahoel haqqa bi kalimaatihie wa law karihal moedjrimoen.’

Vertaling:

‘De Farao zei: ‘Breng mij elke geleerde tovenaar.’ Toen de tovenaars dan kwamen, zei Moesa tegen hen: ‘Werp wat jullie te werpen hebben.’ Toen zij dan wierpen, zei Moesa: ‘Datgene waar jullie mee zijn gekomen, is tovenarij. Zeker, Allah zal deze tenietdoen. Zeker, Allah zet het werk van de verderfzaaiers niet recht. En Allah vestigt de waarheid met Zijn Woorden, ook al hebben de boosdoeners er een hekel aan.’ (Soerat Yoenoes 10:79-82)

De verzen 65-70 uit Soerat Taa Haa:

قَالُوا يَا مُوسَى إِمَّا أَنْ تُلْقِيَ وَإِمَّا أَنْ نَكُونَ أَوَّلَ مَنْ أَلْقَى (65)

قَالَ بَلْ أَلْقُوا فَإِذَا حِبَالُهُمْ وَعِصِيُّهُمْ يُخَيَّلُ إِلَيْهِ مِنْ سِحْرِهِمْ أَنَّهَا تَسْعَى (66)

فَأَوْجَسَ فِي نَفْسِهِ خِيفَةً مُوسَى (67)

قُلْنَا لَا تَخَفْ إِنَّكَ أَنْتَ الْأَعْلَى (68)

وَأَلْقِ مَا فِي يَمِينِكَ تَلْقَفْ مَا صَنَعُوا إِنَّمَا صَنَعُوا كَيْدُ سَاحِرٍ وَلَا يُفْلِحُ السَّاحِرُ حَيْثُ أَتَى (69)

فَأُلْقِيَ السَّحَرَةُ سُجَّدًا قَالُوا آمَنَّا بِرَبِّ هَارُونَ وَمُوسَى (70)

Uitspraak:
‘Qaaloe yaa moesaa immaa an toelqiya wa immaa an nakoena awwala man alqaa. Qaala bal alqoe. Fa idhaa hibaaloehoem wa ‘isiyyoehoem yoekhayyaloe ilayhi min sihrihim annahaa tas’aa. Fa awdjasa fie nafsihie khiefatam moesaa. Qoelnaa laa takhaf innaka antal a’laa. Wa alqi maa fie yamienika talqafoe maa sana’oe. Inna maa sana’oe kaydoe saahir. Wa laa yoeflihoes saahiroe haythoe ataa. Fa oelqiyas saharatoe soeddjadaa. Qaaloe aamannaa bi rabbi haaroena wa moesaa.’

Vertaling:

‘Zij zeiden: ‘O Moesa! Of jij werpt, of wij zijn de eersten die werpen.’ Hij zei: ‘Nee, werp maar.’ Plotseling werd door hun tovenarij voor hem ingebeeld dat hun touwen en stokken zich voortbewogen. Toen voelde Moesa een vrees in zich opkomen. Wij zeiden: ‘Vrees niet. Zeker, jij bent degene die zal overwinnen. Werp datgene wat in je rechterhand is, het zal verslinden wat zij hebben verricht. Zeker, wat zij verricht hebben, is slechts de list van een tovenaar. En de tovenaar zal nooit slagen, wat hij ook doet.’ Toen wierpen de tovenaars zich knielend neer. Zij zeiden: ‘Wij geloven in de Heer van Haaroen en Moesa.’ (Soerah Taa Haa 20:65-70)

Soerat al-Kaafiroen:

قُلْ يَا أَيُّهَا الْكَافِرُونَ (1)

لَا أَعْبُدُ مَا تَعْبُدُونَ (2)

وَلَا أَنْتُمْ عَابِدُونَ مَا أَعْبُدُ (3)

وَلَا أَنَا عَابِدٌ مَا عَبَدْتُمْ (4)

وَلَا أَنْتُمْ عَابِدُونَ مَا أَعْبُدُ (5)

لَكُمْ دِينُكُمْ وَلِيَ دِينِ (6)

Uitspraak:
‘Qoel yaa ayyoehal kaafiroen. Laa a’boedoe maa ta’boedoen. Wa laa antoem ‘aabidoena maa a’boed. Wa laa ana ‘aabidoem maa ‘abattoem. Wa laa antoem ‘aabidoena maa a’boed. Lakoem dienoekoem wa liya dien.’

Vertaling:

‘Zeg: ‘O jullie ongelovigen. Ik aanbid niet wat jullie aanbidden. Noch aanbidden jullie wat ik aanbid. Noch zal ik ooit aanbidden wat jullie aanbidden. Noch zullen jullie ooit aanbidden wat ik aanbid. Voor jullie jullie religie en voor mij mijn religie.’ (Soerat al-Kaafiroen 109:1-6)

Bescherm jezelf door middel van de wettige smeekbeden, het zoeken van toevlucht en de gedachtenissen. Onder andere het volgende:

بِسْمِ اللهِ الَّذِي لاَ يَضُرُّ مَعَ اسْمِهِ شَيْءٌ فِي الأَرْضِ وَلاَ فِي السَّمَاءِ ، وَهُوَ السَّمِيعُ العَلِيمُ

Uitspraak:

‘Bismillaahil ladhie laa yadoerroe ma’asmihie shay-oen fil ardi wa laa fis samaa-, wa hoewas samie’oel ‘aliem.’

Vertaling:

‘In de Naam van Allah, Degene in Wiens Naam niks op aarde of in de hemel enig kwaad kan doen. En Hij is de Alhorende, de Alwetende.’

Driemaal in de ochtend en de avond.

(Sahieh at-Targhieb wat-Tarhieb, 655)

Reciteer het volgende honderdmaal per dag:

لَا إِلَهَ إِلَّا اللَّهُ

وَحْدَهُ لَا شَرِيكَ لَهُ

لَهُ الْمُلْكُ وَلَهُ الْحَمْدُ

وَهُوَ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ

Uitspraak:

‘Laa ilaaha illal laah. Wahdahoe laa sharieka lah. Lahoel moelkoe wa lahoel hamd. Wa hoewa ‘alaa koelli shay-in qadier.’

Vertaling:

‘Niets heeft het recht aanbeden te worden behalve Allah alleen, zonder enige partner. Aan Hem behoort de heerschappij, Hem komt alle lof toe en Hij is over alle zaken Machtig.’

(Sahieh al-Boekhaarie, 3293; Sahieh Moeslim, 2691)

Zeg zevenmaal het volgende:

أَسْأَلُ اللَّهَ الْعَظِيمَ رَبَّ الْعَرْشِ الْعَظِيمِ أَنْ يَشْفِيَكَ

Uitspraak:

‘As-aloel laahal ‘adhiem, rabbal ‘arshil ‘adhiem, an yashfiyak.’

Vertaling:

‘Ik vraag Allah, de Geweldige, Heer van de Geweldige Troon, om jou te genezen.’

(Tahqieq Mishkaat al-Masaabieh, 1553)

Leg je hand op de plaats van de pijn en zeg driemaal:

بِاسْمِ اللَّهِ

Uitspraak:

‘Bismillaah.’

Vertaling:

‘In de Naam van Allah.’

Zeg daarna zevenmaal:

أَعُوذُ بِاللَّهِ وَقُدْرَتِهِ مِنْ شَرِّ مَا أَجِدُ وَأُحَاذِرُ

Uitspraak:

‘A’oedhoe billaahi wa qoedratihie min sharri maa adjidoe wa oehaadhir.’

Vertaling:

‘Ik zoek mijn toevlucht bij Allah en Zijn Macht tegen het kwaad dat ik voel en waar ik voor vrees.’

(Sahieh Moeslim, 2202)

Zeg het volgende:

أَذْهِبْ الْبَاسَ

رَبَّ النَّاسِ

اشْفِ وَأَنْتَ الشَّافِي

لَا شِفَاءَ إِلَّا شِفَاؤُكَ

شِفَاءً لَا يُغَادِرُ سَقَمًا

Uitspraak:
‘Adhhibil baas. Rabban naas. Ishfi wa antash shaafie. Laa shifaa-a illaa shifaa-oek. Shifaa-an laa yoeghaadiroe saqamaa.’

Vertaling:

‘Neem het kwaad weg, Heer van de mensen. Genees en U bent de Genezer. Er is geen genezing dan Uw genezing. Een genezing die geen ziekte achterlaat.’
(Sahieh al-Boekhaarie, 5675; Sahieh Moeslim, 2191)

اللَّهُمَّ رَبَّ النَّاسِ

أَذْهِبْ الْبَاسَ

اشْفِهِ وَأَنْتَ الشَّافِي

لَا شِفَاءَ إِلَّا شِفَاؤُكَ

شِفَاءً لَا يُغَادِرُ سَقَمًا

Uitspraak:
‘Allaahoemma rabban naas. Adhhibil baas. Ishfihie wa antash shaafie. Laa shifaa-a illaa shifaa-oek. Shifaa-an laa yoeghaadiroe saqamaa.’

Vertaling:

‘O Allah, Heer van de mensen. Neem het kwaad weg. Genees hem en U bent de Genezer. Er is geen genezing dan Uw genezing. Een genezing die geen ziekte achterlaat.’
(Sahieh al-Boekhaarie, 5734; Sahieh Moeslim, 2191)

أَعُوذُ بِكَلِمَاتِ اللَّهِ التَّامَّةِ

مِنْ كُلِّ شَيْطَانٍ وَهَامَّةٍ

وَمِنْ كُلِّ عَيْنٍ لَامَّةٍ

Uitspraak:
‘A’oedhoe bi kalimaatillaahit taammah, min koelli shaytaanin wa haammah, wa min koelli ‘aynin laammah.’

Vertaling:

‘Ik zoek toevlucht bij de volmaakte Woorden van Allah tegen iedere duivel, ieder giftig dier en tegen ieder oog dat bezetenheid bezorgt.’

(Sahieh al-Boekhaarie, 3371)

أَعُوذُ بِكَلِمَاتِ اللَّهِ التَّامَّاتِ مِنْ شَرِّ مَا خَلَقَ

Uitspraak:

‘A’oedhoe bi kalimaatillaahit taammaati min sharri maa khalaq.’

Vertaling:

‘Ik zoek mijn toevlucht bij de volmaakte Woorden van Allah tegen het kwaad dat Hij heeft geschapen.’

(Sahieh Moeslim, 2708)

أَعُوذُ بِكَلِمَاتِ اللهِ التَّامَّاتِ

مِنْ غَضَبِهِ وَعِقَابِهِ

وَشَرِّ عِبَادِهِ

وَمِنْ هَمَزَاتِ الشَّيَاطِينِ

وَأَنْ يَحْضُرُونِ

Uitspraak:

‘A’oedhoe bi kalimaatillaahit taammaati min ghadabihie wa ‘iqaabih, wa sharri ‘ibaadih, wa min hamazaatish shayaatien, wa an yahdoeroen.’

Vertaling:

‘Ik zoek mijn toevlucht bij de volmaakte Woorden van Allah tegen Zijn Woede, Zijn bestraffing, het kwaad van Zijn dienaren, tegen de influisteringen van de duivels en dat zij bij mij in de buurt komen.’

(Sahieh at-Targhieb wat-Tarhieb, 1601)

أَعُوذُ بِكَلِمَاتِ اللهِ التَّامَّاتِ الَّتِي لَا يُجَاوِزُهُنَّ بَرٌّ وَلَا فَاجِرٌ

مِنْ شَرِّ مَا خَلَقَ وَذَرَأَ وَبَرَأَ

وَمِنْ شَرِّ مَا يَنْزِلُ مِنَ السَّمَاءِ

وَمِنْ شَرِّ مَا يَعْرُجُ فِيهَا

وَمِنْ شَرِّ مَا ذَرَأَ فِي الْأَرْضِ

وَمِنْ شَرِّ مَا يَخْرُجُ مِنْهَا

وَمِنْ شَرِّ فِتَنِ اللَّيْلِ وَالنَّهَارِ

وَمِنْ شَرِّ كُلِّ طَارِقٍ إِلَّا طَارِقًا يَطْرُقُ بِخَيْرٍ يَا رَحْمَنُ

Uitspraak:

‘A’oedhoe bi kalimaatil laahittaammaatil latie laa yoedjaawizoehoenna barroen wa laa faadjiroen min sharri maa khalaqa wa dhara-a wa bara-, wa min sharri maa yanziloe minas samaa-, wa min sharri maa ya’roedjoe fiehaa, wa min sharri maa dhara-a fil ard, wa min sharri maa yakhroedjoe minhaa, wa min sharri fitanil layli wan nahaar, wa min sharri koelli taariqin illaa taariqan yatroeqoe bi khayrin yaa rahmaan.’

Vertaling:

‘Ik zoek mijn toevlucht bij de volmaakte Woorden van Allah, die door geen deugdzame en geen zondaar overschreden kunnen worden, tegen het kwaad dat Hij heeft geschapen, gecreëerd en voortgebracht, tegen het kwaad dat uit de hemel neerdaalt, tegen het kwaad dat erin opstijgt, tegen het kwaad dat Hij over de aarde heeft verspreid, tegen het kwaad dat eruit voortkomt, tegen het kwaad van de beproevingen van de nacht en de dag en tegen het kwaad van iedere nachtelijke bezoeker, behalve een nachtelijke bezoeker die het goede brengt, o Genadevolle!’

(Silsilat al-Ahaadieth as-Sahiehah, 2995)

اللَّهُمَّ رَبَّ السَّمَاوَاتِ وَرَبَّ الْأَرْضِ وَرَبَّ الْعَرْشِ الْعَظِيمِ

رَبَّنَا وَرَبَّ كُلِّ شَيْءٍ

فَالِقَ الْحَبِّ وَالنَّوَى

وَمُنْزِلَ التَّوْرَاةِ وَالْإِنْجِيلِ وَالْفُرْقَانِ

أَعُوذُ بِكَ مِنْ شَرِّ كُلِّ شَيْءٍ أَنْتَ آخِذٌ بِنَاصِيَتِهِ

اللَّهُمَّ أَنْتَ الْأَوَّلُ فَلَيْسَ قَبْلَكَ شَيْءٌ

وَأَنْتَ الْآخِرُ فَلَيْسَ بَعْدَكَ شَيْءٌ

وَأَنْتَ الظَّاهِرُ فَلَيْسَ فَوْقَكَ شَيْءٌ

وَأَنْتَ الْبَاطِنُ فَلَيْسَ دُونَكَ شَيْءٌ

Uitspraak:

‘Allaahoemma rabbas samaawaati wa rabbal ardi wa rabbal ‘arshil ‘adhiem. Rabbanaa wa rabba koelli shay-. Faaliqal habbi wan nawaa. Wa moenzilat tawraati wal indjieli wal foerqaan. A’oedhoe bika min sharri koelli shay-in anta aakhidhoen bi naasiyatih.   Allaahoemma antal awwaloe fa laysa qablaka shay-. Wa antal aakhiroe fa laysa ba’daka shay-. Wa antadh dhaahiroe fa laysa fawqaka shay-. Wa antal baatinoe fa laysa doenaka shay-.’

Vertaling:

‘O Allah. Heer van de hemelen, Heer van de aarde en Heer van de geweldige Troon. Onze Heer en de Heer van alle dingen. U Die de zaden en de pitten laat ontkiemen. U Die de Thora, het Evangelie en de Onderscheider (Koran) hebt laten neerdalen. Ik zoek mijn toevlucht bij U tegen het kwaad van alle dingen, U hebt hen volledig in Uw macht. O Allah. U bent de Eerste, niets was er vóór U. U bent de Laatste, niets is er na U. U bent de Verhevene, niets is boven U. U bent de Verborgene, niets is dichterbij dan U.’

(Sahieh Moeslim, 2713)

بِاسْمِ اللَّهِ أَرْقِيكَ

مِنْ كُلِّ شَيْءٍ يُؤْذِيكَ

مِنْ شَرِّ كُلِّ نَفْسٍ أَوْ عَيْنِ حَاسِدٍ اللَّهُ يَشْفِيكَ

بِاسْمِ اللَّهِ أَرْقِيكَ

Uitspraak:

‘Bismillaahi arqiek, min koelli shay-in yoe-dhiek, min sharri koelli nafsin aw ‘ayni haasidinil laahoe yashfiek. Bismillaahi arqiek.’

Vertaling:

‘In de Naam van Allah reciteer ik over jou, tegen elke zaak die jou schade berokkent, tegen het kwaad van elke ziel of het oog van een afgunstige. Moge Allah jou daarvan genezen. In de Naam van Allah reciteer ik over jou.’

(Sahieh Moeslim, 2186)

بِاسْمِ اللَّهِ يُبْرِيكَ

وَمِنْ كُلِّ دَاءٍ يَشْفِيكَ

وَمِنْ شَرِّ حَاسِدٍ إِذَا حَسَدَ

وَشَرِّ كُلِّ ذِي عَيْنٍ

Uitspraak:

‘Bismillaahi yoebriek, wa min koelli daa-in yashfiek, wa min sharri haasidin idhaa hasad, wa sharri koelli dhie ‘ayn.’

Vertaling:

‘In de Naam van Allah heelt Hij jou en van elke ziekte geneest Hij jou, van het kwaad van een afgunstige wanneer hij afgunstig is en het kwaad van iedere bezitter van een boos oog.’

(Sahieh Moeslim, 2185)

بِسْمِ اللهِ أَرْقِيكَ

مِنْ كُلِّ شَيْءٍ يُؤْذِيكَ

مِنْ حَسَدِ حَاسِدٍ

وَمِنْ كُلِّ عَيْنٍ

اللَّهُ يَشْفِيكَ

Uitspraak:

‘Bismillaahi arqiek, min koelli shay-in yoe-dhiek, min hasadi haasid, wa min koelli ‘ayn, allaahoe yashfiek.’

Vertaling:

‘In de Naam van Allah reciteer ik over jou, tegen alles wat jou schade berokkent, tegen de afgunst van een afgunstige en tegen ieder boos oog. Moge Allah jou genezen.’

(Tahqieq Soenan Ibn Maadjah, 3527)

Deze vormen van het zoeken van toevlucht, smeekbeden en roeqyah dienen als geneesmiddel voor tovenarij, het boze oog, bezetenheid door de djinns (geesten) en voor elke ziekte. Het zijn namelijk alomvattende en profijtelijke vormen van roeqyah met de toestemming van Allah (Verheven is Hij).

Het is echter noodzakelijk dat in deze behandeling twee zaken aanwezig zijn:

1. De eerste zaak is vanuit de kant van de persoon die getroffen is. Hij of zij dient wilskracht te bezitten, oprecht te zijn in het zich richten tot Allah en op de correcte wijze toevlucht te zoeken bij Allah, waarbij het hart overeenkomt met de tong.

2. De tweede zaak is vanuit de kant van degene die de behandeling uitvoert. Hij of zij dient ook over deze eigenschappen te beschikken, want de doeltreffendheid van het zwaard hangt af van degene die ermee slaat.

Ook kan de gebedsoproep (adhaan) verricht worden in het oor van de persoon die getroffen is. De Satan vlucht hier namelijk voor.

(Sahieh al-Boekhaarie, 574)

Houd je aan de dagelijkse smeekbeden en gedachtenissen:

de gedachtenissen van de ochtend en de avond; de gedachtenissen na het gebed; de gedachtenissen vóór het slapengaan; de gedachtenissen bij het ontwaken; de gedachtenissen bij het binnengaan van het huis; de gedachtenissen bij het verlaten van het huis; de gedachtenissen bij het bestijgen van het voertuig; de gedachtenissen bij het binnengaan van de moskee; de gedachtenissen bij het verlaten van de moskee; de smeekbede bij het binnengaan van het toilet; de smeekbede bij het verlaten van het toilet; de smeekbede voor degene die iemand ziet die getroffen is door een beproeving, enz.

Zie voor al deze smeekbeden en meer het boekje ‘Authentieke Smeekbeden en Gedachtenissen vanuit de Boeken van Imam al-Albaanie’, samengesteld door Ridouane Mallouki.

Eet zeven dadels op een lege maag in de ochtend als dit mogelijk is. De Profeet zei ﷺ namelijk: ‘Wie in de ochtend zeven ‘adjwah dadels (dadelsoort uit Medina) eet, zal op die dag geen schade worden berokkend door gif of tovenarij.’

(Sahieh al-Boekhaarie, 5445; Sahieh Moeslim, 2047)

Het beste is dat het de dadels van Medina zijn, die te vinden zijn tussen de twee vlakten, zoals in de overlevering van Moeslim staat.

Shaykh ‘Abdoel-‘Aziez ibn Baaz (moge Allah hem genadig zijn) is van opinie dat alle dadels van Medina deze eigenschap bezitten, omdat de Profeet ﷺ zei: ‘Wie in de ochtend zeven dadels van tussen de twee vlakten van Medina eet, zal tot aan het vallen van de avond geen schade worden berokkend door gif.’

(Sahieh Moeslim, 2047)

De Shaykh (moge Allah hem genadig zijn) is van mening dat dit ook gehoopt kan worden voor degene die zeven dadels eet die niet tot de dadels van Medina behoren.

Gebruik ook de natuurlijke geneesmiddelen

Er zijn profijtelijke natuurlijke geneesmiddelen waarop gewezen is door de edele Koran en de authentieke profetische overleveringen. Wanneer jij deze met overtuiging en oprechtheid neemt, je tot Allah richt en gelooft dat het nut van Allah afkomstig is, dan zal Allah hier profijt mee verschaffen met de Wil van Allah.

Tot de natuurlijke geneesmiddelen die van nut zijn met de toestemming van Allah (Verheven is Hij) behoren:

1. Honing. Allah (de Almachtige en Majesteitelijke) zei over de bijen:

يَخْرُجُ مِنْ بُطُونِهَا شَرَابٌ مُخْتَلِفٌ أَلْوَانُهُ فِيهِ شِفَاءٌ لِلنَّاسِ إِنَّ فِي ذَلِكَ لَآيَةً لِقَوْمٍ يَتَفَكَّرُونَ

‘Uit hun buiken komt een drank met verschillende kleuren waarin een genezing zit voor de mensen. Zeker, daarin is een teken voor een volk dat nadenkt.’ (Soerat an-Nahl 16:69)

De Profeet ﷺ zei: ‘De genezing bevindt zich in drie dingen: in het aderlaten (hidjaamah), het eten van honing en het dichtschroeien (van de wonden) met vuur. Maar ik verbied mijn gemeenschap het dichtschroeien (van de wonden).’

(Sahieh al-Boekhaarie, 5681)

2. Het zwarte zaad. De Profeet ﷺ zei: ‘Zeker, in het zwarte zaad zit een genezing voor elke ziekte, behalve de dood.’

(Sahieh al-Boekhaarie, 5688; Sahieh Moeslim, 2215)

3. Zamzam water. De Profeet ﷺ  zei over het Zamzam water: ‘Zeker, het is gezegend. Zeker, het is een verzadigend voedsel (en een genezing voor de ziekte).’

(Sahieh Moeslim, 4/1922. Datgene wat tussen haakjes is, werd overgeleverd door al-Bazzaar, al-Bayhaqie en at-Tabaraanie met een authentieke overleveringsketen. Zie Madjma’ az-Zawaa-id, 3/286)

De Profeet ﷺ zei: ‘Het Zamzam water dient voor datgene met welke intentie het wordt gedronken.’

(Irwaa- al-Ghaliel, 1123)

De Profeet ﷺ  nam gewoonlijk Zamzam water met zich mee in waterzakken en kruiken. Hij besprenkelde er de zieken mee en hij gaf hun hiervan te drinken.

(Silsilat al-Ahaadieth as-Sahiehah, 883; Zaad al-Ma’aad, 4/392)

Imam Ibn al-Qayyim (moge Allah hem genadig zijn) zei: ‘Zeker, ik en anderen hebben wonderbaarlijke zaken ondervonden door middel van het drinken van Zamzam water. Ook heb ik het als geneesmiddel gebruikt voor vele ziekten, waarna ik genas met de toestemming van Allah.’

(Zaad al-Ma’aad, 4/393)

4. Het water dat uit de hemel neerdaalt. Allah (Verheven is Hij) zei:

وَنَزَّلْنَا مِنَ السَّمَاءِ مَاءً مُبَارَكًا

‘Wij laten uit de hemel gezegend water neerdalen.’ (Soerat Qaaf 50:9)

5. Olijfolie. De Profeet ﷺ zei: ‘Eet de olie en zalf ermee. Hij komt namelijk van een gezegende boom.’

(Silsilat al-Ahaadieth as-Sahiehah, 379)

Uit ervaring en studie is gebleken dat olijfolie de beste olie is.

(Fath al-Haqq al-Moebien fie ‘Ilaadj as-Sar’ was-Sihr wal-‘Ayn, blz. 142)

6. Tot de natuurlijke geneesmiddelen behoort ook: zich wassen, zich reinigen en zich parfumeren.

(Fath al-Haqq al-Moebien fie ‘Ilaadj as-Sar’ was-Sihr wal-‘Ayn, blz. 145)

* Wij adviseren iedereen die ziek is om een arts te raadplegen om vast te stellen of het gaat om een lichamelijke of psychische ziekte. Vele mensen denken dat ze ‘bezeten’ zijn, terwijl er vaak sprake is van een psychische ziekte. Mocht je behoefte hebben aan een psycholoog, dan adviseren wij altijd om een islamitische psycholoog te nemen, omdat die jou beter zal begrijpen.

Het is uiteraard enorm aangeraden om roeqyah over jezelf te doen. De kracht van de Koran mag niet worden onderschat. Ook is het aangeraden om veel smeekbeden te verrichten. Keer je als eerste altijd tot Allah. Hij is degene die jou beschermt en geneest. Allah weet het beter.