Degenen die recht hebben op zakaat zijn vermeld in de Woorden van Allah:  ‘De liefdadigheden zijn alleen voor de armen, de behoeftigen, degenen die hierin werkzaam zijn, degenen wier harten gehecht worden, voor de slaven, de schuldenaars, voor de zaak van Allah en voor de reiziger zonder proviand. Een verplichting van Allah. Allah is Alwetend, Alwijs.’  [Soerat at-Tawbah 9:60]

De liefdadigheden: hier wordt de verplichte zakaat mee bedoeld.

Allah vermeldde hier acht soorten mensen die allen recht hebben op zakaat:

1. De armen

Dat zijn de mensen die niet genoeg hebben om in hun behoeften te kunnen voorzien. Zij hebben het slechter dan de behoeftigen

2. De behoeftigen

Dat zijn ook mensen die niet genoeg hebben om in hun behoeften te voorzien, maar het beter hebben dan de armen. Het bewijs hiervoor zijn de Woorden van Allah:  ‘Wat het schip betreft, dit behoorde tot behoeftigen die op de zee werken.’  [Soerat al-Kahf 18:79]  Allah noemde hen behoeftigen, ondanks het feit dat zij op de zee werkten.

De armen en behoeftigen dienen datgene van de zakaat te krijgen waarmee zij een jaar lang in hun behoeften kunnen voorzien. De zakaat wordt namelijk eenmaal per jaar uitgegeven. Zij dienen dus datgene te krijgen aan voedsel, kleding, woning en andere noodzakelijke dingen die bij hun situatie passen, zonder verspilling of overdreven zuinigheid – voor henzelf en degenen die onder hun zorg staan.  Dit verschilt per tijd, plaats en persoon. Datgene wat in het ene land voldoende is voor een persoon is misschien niet voldoende in een ander land. Datgene wat tien jaar geleden voldoende was voor een persoon is vandaag de dag misschien niet meer voldoende. Datgene wat voldoende is voor de ene persoon is misschien niet voldoende voor de andere persoon vanwege zijn grote gezin, vele uitgaven, enzovoorts.  De geleerden hebben gezegd dat ook het behandelen van de zieken, het huwen van vrijgezellen en het kopen van de nodige islamitische boeken onder deze behoeften vallen.

De arme of behoeftige die de zakaat ontvangt:

dient een moslim te zijn; mag niet behoren tot de stam Haashim (stam van de Profeet Mohammed ﷺ) en hun bondgenoten; mag niet behoren tot degenen die de gever van zakaat verplicht is te onderhouden (zoals zijn ouders, vrouw of kinderen); mag niet iemand zijn die in staat is om zelf geld te verdienen.

3. Degenen die hierin werkzaam zijn

Dat zijn degenen die door de leider worden aangesteld om één van de taken van de zakaat uit te voeren, zoals het verzamelen, het bewaken en het verdelen ervan. Deze mensen dienen datgene van de zakaat te krijgen naargelang hun werkzaamheden, zelfs als zij rijk zijn – zolang zij volwassen en betrouwbare moslims zijn die geschikt zijn voor deze taak.

Als men echter tot de stam Haashim behoort, mag men niets van de zakaat ontvangen. De Profeet ﷺ zei namelijk:  ‘Liefdadigheid mag niet worden gegeven aan de familie van Mohammed.’

(Overgeleverd door Moeslim)

4. Degenen wier harten worden gehecht

Dat zijn de familiehoofden of stamleiders van wie gehoopt wordt dat zij de Islam aannemen, dat hun geloof sterker wordt, dat hun soortgelijken de Islam aannemen, dat zij de moslims beschermen of dat zij hun kwaad van de moslims afweren. Deze groep heeft nog steeds recht op zakaat en deze regel is niet opgeheven. Zij dienen datgene van de zakaat te krijgen wat voldoende is om hun harten te laten hechten aan de Islam, dat zij opkomen voor de Islam en deze verdedigen.

Dit aandeel mag worden gegeven aan niet-moslims. De Profeet ﷺ gaf Safwaan ibn Oemayyah (die geen moslim was) namelijk van de oorlogsbuit van Hoenayn, zoals is overgeleverd door Moeslim.

Ook mag dit worden gegeven aan moslims. De Profeet ﷺ gaf Aboe Soefyaan ibn Harb, al-Aqra’ ibn Haabis en ‘Oeyaynah ibn Hisn ieder honderd kamelen, zoals ook is overgeleverd door Moeslim.

5. De slaven

Dit omvat het bevrijden van slaven, het bijstaan van slaven om zichzelf vrij te kopen en het vrijkopen van krijgsgevangenen uit de handen van de vijanden. (Gelukkig bestaan er geen slaven meer in deze tijd, vertaler)

 

6. De schuldenaars

Dat zijn degenen die schulden hebben en deze moeten aflossen. De schulden zijn van twee soorten:

De eerste soort: e en schuld die een persoon is aangegaan voor zichzelf omwille van iets wat is toegestaan, zoals geld dat men leent om uit te geven aan het gezin, aan kleding, aan het huwelijk, aan een medische behandeling, aan het bouwen van een huis of aan het kopen van noodzakelijk meubilair. Deze persoon dient datgene van de  zakaat  te krijgen wat voldoende is om zijn schuld af te lossen.  Hiervoor gelden echter de volgende voorwaarden:

Hij moet een moslim zijn. Hij moet niet in staat zijn om de schuld af te lossen. Hij moet deze schuld niet zijn aangegaan omwille van een verboden zaak. Er is niet afgesproken dat hij de schuld in een later jaar zal aflossen. De schuldeiser moet een mens zijn. De schuld mag dus geen boetedoening of iets dergelijks zijn.

De tweede soort: e en schuld die een persoon is aangegaan omwille van een ander, zoals het brengen van verzoening tussen twee partijen die met elkaar in conflict zijn.  Ook is het toegestaan om van de  zakaat  te nemen om de schulden van een dode af te lossen.

7. Voor de zaak van Allah

Dat zijn de vrijwilligers die geen loon ontvangen van de staat, ongeacht of zij arm of rijk zijn. Dit omvat ook degenen die aan de grenzen waken tijdens de strijd. Dit omvat echter niet de liefdadige doelen; anders zou de vermelding van de andere doelgroepen zinloos zijn, aangezien deze allen onder liefdadige doelen vallen.  Hieronder valt ook alles wat onder de term jihad valt, zoals:

het onderwijzen van de moslims in hun geloof, het weerleggen van de misvattingen van de dwalenden, het verspreiden van profijtelijke islamitische boeken, het aanstellen van betrouwbare mensen om het geloof te verkondigen, enzovoorts.

8. De reiziger zonder proviand

Dat is degene die op reis is naar een andere plaats, maar niet genoeg proviand heeft om zijn bestemming te bereiken. Hij krijgt datgene van de zakaat wat voldoende is om terug te keren naar zijn woonplaats, op de volgende voorwaarden:

Dat hij niet genoeg geld heeft om naar zijn woonplaats terug te keren. Dat zijn reis niet omwille van een zonde is. Dat hij niet in staat is om van iemand geld te lenen.

Het is geen plicht om alle acht doelgroepen van de zakaat te geven, maar men dient te geven naargelang de behoeften en de voordelen.

Wie heeft er geen recht op zakaat?

1. De rijke.

2. Degene die gezond is en in staat is om geld te verdienen.

3. De ouders, kinderen en echtgenote van degene die zakaat wil geven.

4. Niet-moslims.

5. De familieleden van de Profeet ﷺ.

De zakaat mag gegeven worden aan alle familieleden, behalve de ouders, kinderen en echtgenote (degenen die men verplicht is te verzorgen).

Wanneer de familieleden van de Profeet ﷺ geen geld van de overheid krijgen en behoeftig zijn, mogen ook zij zakaat ontvangen.

Bron: ‘Sharh Arkaan al-Islaam wal Iemaan/Uitleg van de Pilaren van de Islam en het Geloof’ van Shaykh Zienoe