1. Het aanbreken van de tijd van het gebed.
(Soerat an-Nisaa 4:103)

2. Het verkeren in een toestand van reinheid.
(Sahieh al-Boekhaarie, 135; Sahieh Moeslim, 225)

3. De zuiverheid van:

Het lichaam (Irwaa- al-Ghaliel van Imam al-Albaanie, 280)
De kleding (Sahieh al-Boekhaarie, 307; Sahieh Moeslim, 291)
De plaats waar men het gebed verricht (Sahieh al-Boekhaarie, 6128)

4. De bedekking van de te verbergen lichaamsdelen.
(Tafsier al-Baghawie, 2/157)

De man dient het gedeelte tussen zijn knieën en navel, zijn bovenlichaam en zijn schouders te bedekken in het gebed. Verder is het aanbevolen dat hij zijn hoofd bedekt.
(Tamaam al-Minnah van Imam al-Albaanie, 163-164)

De vrouw dient haar hele lichaam te bedekken, met uitzondering van het gezicht en de handen.
(Tamaam al-Minnah, 162)

5. Het staan richting de Ka’bah in Mekka
(Soerat al-Baqarah 2:144)

Men dient zijn best te doen om de richting van de Ka’bah te weten te komen. Als men na het beëindigen van het gebed erachter komt dat men in de verkeerde richting heeft gebeden, is het gebed correct en hoeft men dit niet te herhalen.
(Irwaa- al-Ghaliel van Imam al-Albaanie, 1/323)

Het is voor een persoon toegestaan om een ander die in de verkeerde richting bidt, te corrigeren en naar de juiste richting te keren tijdens zijn/haar gebed.
(Sahieh al-Boekhaarie, 403; Sahieh Moeslim, 526)

Het bidden richting de Ka’bah is niet verplicht voor:

Degene die een vrijwillig gebed verricht terwijl hij zich in een voertuig of op een rijdier bevindt  (Sahieh al-Boekhaarie, 4140) Degene die in een situatie van angst verkeert (Sahieh al-Boekhaarie, 4535) De zieke en degene die hiertoe niet in staat is (Soerat al-Baqarah 2:286)

(Al-Mawsoe’ah al-Fiqhiyyah al-Moeyassarah (Vereenvoudigde Fiqh Encyclopedie) van Shaykh Hoesayn al-‘Awaayshah (bekende student van Imam al-Albaanie), 1/397-420)