De Profeet Mohammed ﷺ bewees door zijn eigen voorbeeld dat niemand rechtvaardiger kan zijn dan de Boodschapper van de Almachtige God. Als hoofd van de staat van Medina oordeelde hij in alle gevallen met rechtvaardigheid en onpartijdigheid, ongeacht de kleur, geloofsovertuiging of status van de mensen.
Eens gebeurde het dat een Qorashitische vrouw van hoge status schuldig was bevonden aan diefstal. Sommige mensen wilden haar redden van de straf om zodoende de eer van de familie van Qoeraysh te beschermen. Zij wilden de hele zaak in de doofpot stoppen. Daarom vroegen zij aan Oesaamah ibn Zayd, die erg geliefd was bij de Profeet ﷺ, om voor haar bij hem te bemiddelen.

‘Aaishah zei: ‘De mensen van Qoeraysh waren bezorgd om een vrouw die gestolen had in de tijd van de Profeet ﷺ tijdens de Slag van de Opening. Zij zeiden: ‘Wie zal voor haar bemiddelen bij de Boodschapper van Allah ﷺ?’ Daarna zeiden zij: ‘Wie durft dit te doen anders dan Oesaamah ibn Zayd, de geliefde van de Boodschapper van Allah ﷺ?’ De vrouw werd bij de Boodschapper van Allah ﷺ gebracht en Oesaamah ibn Zayd bemiddelde voor haar (zodat de Profeet ﷺ haar niet zou bestraffen). Daarop veranderde de gelaatskleur van de Boodschapper van Allah ﷺ en hij zei: ‘Wil jij bemiddelen in een straf die Allah heeft voorgeschreven?’ Oesaamah zei tegen hem: ‘Vraag vergeving voor mij, o Boodschapper van Allah!’ Toen de middag aanbrak, stond de Boodschapper van Allah ﷺ op en hij gaf een preek. Hij prees Allah zoals dit Hem toekomt en hij zei daarna: ‘Vervolgens. Zeker, degenen die voor jullie waren, werden slechts vernietigd om het volgende: wanneer iemand van hoge status onder hen diefstal pleegde, lieten zij hem met rust. Maar wanneer een zwak persoon onder hen diefstal pleegde, dan voerden zij de straf bij hem uit…’
(Sahieh al-Boekhaarie, 6788; Sahieh Moeslim, 1688)

Eens gebeurde het dat ‘Abdoellaah ibn Sahl samen met zijn neef Moehayyisah naar Khaybar, de forten van de Israëlieten, ging om de dadels te verdelen. Terwijl ‘Abdoellaah op straat liep, werd hij door iemand vermoord en zijn lijk werd in een kuil geworpen. Moehayyisah klaagde hierover bij de Profeet ﷺ, die hem vroeg of hij kon zweren dat ‘Abdoellaah ibn Sahl door de Israëlieten was vermoord. Maar Moehayyisah antwoordde dat hij niemand met zijn eigen ogen had gezien. Daarop zei de Profeet ﷺ dat de Israëlieten gevraagd moesten worden een eed af te leggen. Moehayyisah verklaarde dat hij hun eden niet vertrouwde. Niemand anders leefde in Khaybar dan de Israëlieten en het was onbetwistbaar dat één van de Israëlieten ‘Abdoellaah had gedood. Maar aangezien er geen ooggetuigen waren, eiste de Profeet ﷺ niets van de Israëlieten . In plaats daarvan betaalde hij de familie van ‘Abdoellaah honderd kamelen als bloedgeld vanuit zijn eigen bezit.

De Profeet ﷺ stond zo bekend om zijn rechtvaardigheid dat zelfs de Israëlieten, die zijn grootste vijanden waren, hun geschillen bij hem brachten, waarna hij tussen hen oordeelde in overeenstemming met hun wet. Hij volgde strikt het bevel van Allah: ‘Als zij bij jou komen (om tussen hen te oordelen), oordeel dan onder hen of keer je van hen af. Als jij je van hen afkeert, dan kunnen zij jou niet in het minst schaden. Maar als jij oordeelt, oordeel dan tussen hen met rechtvaardigheid. Zeker, Allah houdt van de rechtvaardigen.’ (Koran 5:42)

Rechtvaardigheid hoort in alle omstandigheden betracht te worden, zelfs als dit ten koste gaat van het persoonlijke belang, de familie of relaties. Allah zegt: ‘O jullie die geloven! Wees handhavers van rechtvaardigheid en getuigen omwille van Allah, zelfs als dit ten nadele is van jullie zelf of jullie ouders of jullie familieleden. Of het nu een rijke of een arme betreft, Allah is een betere Beschermer van hen en Hij is beter op de hoogte van hen. Volg niet de begeerte, waardoor dit jullie ervan weerhoudt om rechtvaardig te zijn.’ (Koran 4:135)

De Boodschapper van Allah ﷺ bewees met zijn eigen voorbeeld dat niemand een betere handhaver van rechtvaardigheid kon zijn dan hij, zelfs als dit tegen zijn eigen belang was of het belang van degenen die hem geliefd of nabij waren. Hij oordeelde rechtvaardig in elke zaak die naar hem gebracht werd door vriend of vijand, zonder vrees of bevoordeling. Hij bevoordeelde de rijke noch de arme, maar hij oordeelde over iedereen met gelijkheid en rechtvaardigheid.

Zelfs in de zaken van zijn vijanden oordeelde hij met strikte rechtvaardigheid en onpartijdigheid. Zijn vijanden brachten hun zaken bij hem zonder enige vrees of aarzeling, omdat zij wisten dat zij alleen bij hem rechtvaardigheid zouden vinden. De Profeet ﷺ maakte geen onderscheid tussen vriend en vijand in zaken van rechtvaardigheid: ‘O jullie die geloven! Wees handhavers van de waarheid omwille van Allah en getuigen van rechtvaardigheid. En laat de haat van een volk er niet toe leiden dat jullie niet rechtvaardig zijn. Wees rechtvaardig, dat is dichter bij godsbesef. En wees jullie bewust van Allah. Zeker, Allah is goed op de hoogte van datgene wat jullie verrichten.’ (Koran 5:8)
Het is ongetwijfeld een goede daad om rechtvaardig te zijn voor vrienden en in een gunstige of neutrale sfeer. Maar werkelijke grootsheid ligt in het betrachten van rechtvaardigheid tegenover mensen die openlijke vijanden zijn. De Profeet ﷺ, die het hoofd van de staat van Medina was, behandelde zijn vijanden, inclusief Israëlieten en afgodenaanbidders, altijd met rechtvaardigheid en gelijkheid.

Oesayd ibn al-Hoedayr zei: ‘Terwijl ik met de mensen sprak en grappen maakte om hen te laten lachen, sloeg de Profeet ﷺ zachtjes met zijn stok tegen mijn middel. Ik zei tegen hem: ‘Ik eis vergelding.’ Daarop zei de Profeet ﷺ: ‘Neem jouw recht.’ Maar ik zei: ‘Maar jij draagt een hemd en ik niet!’ Daarop tilde de Profeet ﷺ zijn hemd omhoog, waarna ik hem omhelsde en zijn middel kuste. Daarna zei ik: ‘Dit is het enige dat ik wilde doen, o Boodschapper van Allah!’
(Sahieh Soenan Abie Daawoed, 5224)

Mohammed ﷺ hield zich altijd aan rechtvaardigheid en hij leerde zijn Metgezellen en volgelingen rechtvaardig te zijn. Hij ﷺ zei: ‘De rechtvaardigen zullen bij Allah gezeteld zijn op preekstoelen van licht, aan de rechterkant van de Bezitter van ultieme Genade; en Zijn beide Handen zijn Rechts. Zij zijn degenen die rechtvaardig zijn in hun oordeel, hun families en datgene waar zij gezag over hebben.’
(Sahieh Moeslim, 1827)

‘Zeven zullen door Allah worden beschaduwd in Zijn schaduw op de Dag dat er geen schaduw is dan Zijn schaduw: een rechtvaardige leider…’ Enz.
(Sahieh al-Boekhaarie, 1423; Sahieh Moeslim, 1031)

An-Noe’maan ibn Bashier zei: ‘Mijn vader gaf mij een gift en (mijn moeder) ‘Amrah bint Rawaahah zei tegen hem: ‘Ik ben niet tevreden totdat jij de Boodschapper van Allah ﷺ hierover laat getuigen.’ Dus ging mijn vader naar de Boodschapper van Allah ﷺ en zei: ‘Ik heb mijn zoon, wiens moeder ‘Amrah bint Rawaahah is, een gift gegeven en zij vroeg mij om jou hierover te laten getuigen, o Boodschapper van Allah.’ De Boodschapper van Allah ﷺ vroeg hem: ‘Heb jij hetzelfde gegeven aan de rest van jouw kinderen?’ Mijn vader antwoordde: ‘Nee.’ Daarop zei de Boodschapper van Allah ﷺ: ‘Vrees Allah en wees rechtvaardig onder jullie kinderen.’ Dus keerde mijn vader terug en hij nam zijn gift terug.’
(Sahieh al-Boekhaarie, 2587)