Het kwaad dat de djinns de mensen aandoen door andere middelen dan influisteringen bestaat uit verschillende soorten:

1. Het aannemen van de gedaante van een mens.

De djinns zijn in staat om de gedaanten van de mensen aan te nemen, zowel de gedaanten van mannen als de gedaanten van vrouwen en zowel de gedaanten van moslims als de gedaanten van ongelovigen. Zij doen dit om schade te berokkenen aan de mensen, zowel de moslims als de ongelovigen. Daartoe behoort datgene wat wij hebben vermeld hebben in ons boek ‘Iqaamat al-Boerhaan ‘alaa Tahriem at-Tanaakoeh bayn al-Ins wal-Djaann’. Onder het mom van het trouwen met de mens plegen de djinns ontucht en dwingen zij de mens tot het plegen van zaken van ongeloof, zoals tovenarij, astrologie en andere zaken.

2. Het aannemen van de gedaante van een dier.

Een voorbeeld hiervoor is datgene wat Imam Moeslim (2236) heeft overgeleverd op gezag van Aboes Saa-ib, die zei:

‘Ik kwam binnen in het huis van Aboe Sa’ied al-Khoedrie en ik zag dat hij aan het bidden was, waarna ik ging zitten en wachten totdat hij zijn gebed zou beëindigen. Plotseling hoorde ik geritsel in een bundel hout in de hoek van het huis. Toen ik keek, zag ik dat het een slang was. Ik sprong op om hem te doden, maar Aboe Sa’ied gebaarde naar mij dat ik moest zitten. Dus ging ik zitten. Toen hij zijn gebed had beëindigd, wees hij naar een kamer in het huis en hij zei: ‘Zie jij deze kamer?’ Ik antwoordde: ‘Ja.’ Hij zei: ‘Hier woonde een jongeman van ons die pas was getrouwd. Toen wij met de Boodschapper van Allah ﷺ  de Slag van Greppel voerden, vroeg deze jongeman de Boodschapper van Allah ﷺ  elke middag toestemming om naar zijn vrouw te gaan. Op een dag vroeg hij hem om toestemming, waarna de Boodschapper van Allah ﷺ  tegen hem zei: ‘Neem jouw wapen met jou mee, want ik vrees dat de stam Qoeraydhah jou kwaad zal doen.’ De jongeman nam zijn wapen en hij ging naar zijn vrouw.

Toen hij bij zijn vrouw aankwam, zag hij dat zij in de deuropening stond. (…) Zijn vrouw zei: ‘Ga het huis binnen om te zien wat mij naar buiten heeft gejaagd!’ De jongeman ging het huis binnen en hij zag een enorme slang die zich op de deken had opgerold. Daarop wierp hij zijn speer naar de slang en hij doorboorde hem. Daarna ging hij naar buiten en hij plantte de speer in het huis. Maar de slang begon te trillen en hij viel de jongeman aan. Niemand weet wie er als eerst stierf, de slang of de jongeman. Daarop gingen wij naar de Boodschapper van Allah  ﷺ en wij vertelden hem hierover. Wij zeiden: ‘Roep Allah aan om hem voor ons tot leven te brengen.’ Maar de Boodschapper van Allah ﷺ  zei: ‘Vraag om vergeving voor jullie metgezel.’ Daarna zei hij: ‘Zeker, er bevinden zich djinns in Medina die zich tot de Islam hebben bekeerd. Als jullie één van hen zien, waarschuw hem dan drie dagen lang. Als hij zich hierna nog steeds laat zien, dood hem dan, want dat is ongetwijfeld een duivel.’

Meestal nemen de djinns de gedaanten aan van zwarte honden en zwarte katten, omdat zij in het zwart sterker zijn dan in een andere kleur.

Imam Ibn al-Qayyim zegt zelfs in I’laam al-Moewaqqi’ien (2/107):  ‘Er bevinden zich duivels onder elke diersoort.’

3. Het slaan van de mensen.

Er zijn vele mensen die door djinns worden geslagen, zoals degenen van wie de mond gekromd raakt. Sommige mensen worden geslagen door hun vrouwen onder de djinns, zoals wij duidelijk hebben gemaakt in ons boek ‘Iqaamat al-Boerhaan ‘alaa Tahriem at-Tanaakoeh bayn al-Ins wal-Djaann’.

4. Het verbranden van de mensen.

Imam Moeslim (542) heeft in zijn Sahieh op gezag van Aboed Dardaa- (moge Allah tevreden met hem zijn) overgeleverd dat hij zei:

‘Toen de Boodschapper van Allah ﷺ  eens stond te bidden, hoorden wij hem zeggen: ‘Ik zoek bescherming bij Allah tegen jou.’ Daarna zei hij driemaal: ‘Ik vervloek jou met de vloek van Allah’, en hij strekte zijn arm uit alsof hij naar iets greep. Toen hij het gebed had beëindigd, zeiden wij tegen hem: ‘O Boodschapper van Allah, wij hoorden jou tijdens het gebed iets zeggen wat wij jou hiervoor nooit hebben horen zeggen en wij zagen dat jij jouw arm uitstrekte.’ Hij antwoordde: ‘De vijand van Allah, Iblies, kwam met een vuurvlam en hij wilde deze in mijn gezicht werpen, waarop ik driemaal zei: ‘Ik zoek bescherming bij Allah tegen jou.’ Daarna zei ik driemaal: ‘Ik vervloek jou met de volmaakte vloek van Allah’, maar hij deinsde niet terug. Toen wilde ik hem grijpen. Bij Allah, als het niet was om de smeekbede van onze broeder Soelaymaan (Salomon ﷺ ), dan zou hij zijn vastgebonden en dan zouden de kinderen van Medina met hem spelen!’

5. Sommige djinns nemen sommige mensen naar vuilnisbelten en zij geven hun de indruk dat zij hen naar het Paradijs hebben gebracht.

Imam Ibn al-Haaddj zegt in al-Madkhal (3/169-170):

‘Er was een student die gewoonlijk de les van zijn Shaykh (leraar) bijwoonde, maar zich daarna plotseling niet meer liet zien. De Shaykh vroeg naar hem en er werd tegen hem gezegd dat hij in een goede staat verkeerde. Dus stuurde de Shaykh iemand naar de student, waarna de student naar de Shaykh kwam. De Shaykh vroeg hem: ‘Waarom kom je niet meer naar de les?’ De student antwoordde: ‘O mijn meester. De reden dat ik uw lessen volgde, is dat ik een hoge positie bij Allah wilde bereiken. Maar nu ik deze heb bereikt, is er geen reden meer voor mij om uw les bij te wonen.’ De Shaykh vroeg: ‘Hoe heb je deze positie dan bereikt?’ De student antwoordde: ‘Ik verricht mijn gebed elke nacht in het Paradijs.’ De Shaykh zei: ‘O mijn zoon. Bij Allah, ik ben nog nooit in het Paradijs geweest. Zou je mij willen eren door mij met jou mee te nemen, zodat ik wellicht het Paradijs zal binnengaan zoals jij dit bent binnengegaan?’ De student antwoordde: ‘Dat is goed.’

Die nacht verbleef de Shaykh bij de student. Toen de tijd van het avondgebed voorbij was, kwam er een vogel en ging voor de deur zitten. Daarop zei de student tegen de Shaykh: ‘Dit is de vogel die mij elke nacht op zijn rug naar het Paradijs neemt.’ De Shaykh en de student gingen op de rug van de vogel zitten, waarna de vogel begon te vliegen. Na een tijdje daalde de vogel neer op een plaats met veel bomen. De student stond op om te bidden, maar de Shaykh bleef zitten. Daarop vroeg de student hem: ‘O mijn meester, gaat u deze nacht niet bidden?’ De Shaykh antwoordde: ‘O mijn zoon, dit is het Paradijs en in het Paradijs hoef je niet te bidden.’ Dus ging de student bidden, terwijl de Shaykh bleef zitten. Toen de dageraad aanbrak, kwam de vogel en daalde neer. De student zei tegen de Shaykh: ‘Kom, laten we teruggaan naar onze plaats.’ Maar de Shaykh zei tegen hem: ‘Ga zitten, ik heb nooit gezien dat iemand het Paradijs binnengaat en dit daarna verlaat.’ Daarop begon de vogel met zijn vleugels te slaan en te schreeuwen, totdat hij hun de indruk gaf dat de aarde aan het beven was. De student bleef tegen de Shaykh zeggen: ‘Kom, laten we gaan voordat hij ons kwaad doet!’ Maar de Shaykh antwoordde: ‘Hij houdt jou voor de gek. Hij wil jou uit het Paradijs verwijderen.’ Daarna begon de Shaykh de Koran te reciteren, waarna de vogel hen verliet. Zij bleven in deze toestand, totdat het licht werd. Toen zagen zij dat zij zich op een vuilnisbelt bevonden en dat zij omgeven waren door vuiligheid en afval. Daarop gaf de Shaykh de student een mep in zijn gezicht en zei tegen hem: ‘Is dit het Paradijs dat de Satan jou heeft laten bereiken?! Sta op en ga de lessen volgen met jouw broeders!’

Hoeveel andere mensen heeft de Satan niet voor de gek gehouden met dit soort vernederingen.

6. Het stelen van de bezittingen van mensen om deze aan de menselijke duivels te geven.

Shaykh al-Islaam Ibn Taymiyyah zegt in Madjmoe’ al-Fataawaa (35/114) over één van de bedriegers:  ‘Soms kwamen de djinns naar hem met geld en voedsel die zij van de mensen hadden gestolen. Er waren eens enkele mensen die een mand met vijgen hadden. Toen de ‘Shaykh’ de djinns vroeg om hem vijgen te brengen, kwamen zij naar hem met vijgen uit deze mand. Daarna wilden de bezitters van de mand wat vijgen nemen, waarop zij de mand leeg aantroffen.’

Verder verduidelijkt hij in Madjmoe’ al-Fataawaa (1/249) dat de Metgezellen wonderlijke gunsten hadden, terwijl zij niet met djinns samenwerkten, laat staan dat zij gestolen bezittingen van hen aanvaardden:  ‘Er was niemand onder hen die door de djinns naar Mekka werd gedragen of naar ‘Arafaat om hier te gaan staan, zoals de djinns bij vele onwetenden, aanbidders en anderen hebben gedaan. Ook was er niemand onder hen die door de djinns bezittingen en voedsel werd gebracht die zij van de mensen hadden gestolen, waarna zij dit als een wonderlijke gunst beschouwden.’

7. Sommige djinns en duivels doen de mensen kwaad door in hun lichamen te gaan en bezit van hen te nemen. Dit is een bekende zaak.

Wij hebben dit onderwerp uitvoerig besproken in ons boek Mawsoe’at al-Djinn wash-Shayaatien.

8. Het kwaad van de djinss en duivels

Sommige djinns en duivels doen de mensen kwaad in hun slaap door middel van natte dromen, nachtmerries, het overnachten in hun neusgaten, het urineren in hun oren, het leggen van knopen in hun achterhoofd en andere dingen, zoals in verschillende authentieke overleveringen wordt duidelijk gemaakt.

9. Het ontvoeren van mensen.

Een man werd in de tijd van ‘Oemar ibn al-Khattaab (moge Allah tevreden met hem zijn) ontvoerd door djinns. Na een tijd kwam hij terug en hij vertelde de Metgezellen hierover. Het verhaal werd overgeleverd door Imam al-Bayhaqie (7/445-446) en is authentiek verklaard door Imam al-Albaanie in Irwaa- al-Ghaliel (1709).

(Inqaadh al-Moeslimien van Shaykh Mohammed al-Imaam)