1. Opzettelijk eten en drinken.
(Al-Awsat van Imam Ibn al-Moendhir, 3/248)

2. Opzettelijk spreken van woorden die geen betrekking hebben op het corrigeren van het gebed. Wat betreft het spreken van woorden die wel betrekking hebben op het corrigeren van het gebed, dit is toegestaan als de imam na het horen van ‘Soeb h aanallaah’    (Verheerlijkt is Allah) nog niet beseft wat hij fout heeft gedaan. Degene die uit vergeetachtigheid of onwetendheid andere woorden spreekt, diens gebed is gewoon correct.
(Mirqaat al-Mafaatieh van Imam ‘Alie al-Qaarie, 3/62)

3. Constant bezig zijn met handelingen die niet tot het gebed behoren, zodanig dat degene die hem ziet, denkt dat hij niet aan het bidden is.
(Ad-Doerar al-Bahiyyah van Imam ash-Shawkaanie, 1/284)

4. Opzettelijk nalaten van een voorwaarde of pilaar van het gebed.
(Ar-Rawdah an-Nadiyyah van Imam Siddieq Khaan, 1/288)

5. Lachen.
(Al-Idjmaa’ van Imam Ibn al-Moendhir, 40)

(Al-Mawsoe’ah al-Fiqhiyyah al-Moeyassarah (Vereenvoudigde Fiqh Encyclopedie) van Shaykh Hoesayn al-‘Awaayshah (bekende student van Imam al-Albaanie), 2/301-305)