Van top tot teen onder het bloed, gemolesteerd en uitgeput, kwam hij voor een keus te staan. Zou hij de mensen die hem zojuist vernederd hadden door hem uit de stad te laten jagen door hun kinderen en dwazen die stenen op hem gooiden, wel of niet laten vernietigen? En dit wegens het verspreiden van zijn boodschap en het zoeken van hulp voor zijn mensen.

De Profeet Mohammed ﷺ  was in Taif, een weelderige stad vol groene palmbomen, vruchten en groenten, op ongeveer tachtig kilometer ten zuidoosten van zijn stad van droogte, Mekka. Hij hoopte dat de mensen van Taif wellicht ontvankelijk waren voor zijn boodschap, die al ruim tien jaar door de meeste Mekkanen was verworpen. Maar de mensen van Taif bleken even wreed en intolerant. Niet alleen beschimpten zij de Boodschap van de Eenheid van Allah waartoe de Profeet ﷺ  opriep, zij stookten bovendien hun jongeren en dwazen tegen hem op.

Tijdens deze ellende werd de Engel Gabriël gestuurd, die hem de optie gaf om het hele volk te vernietigen wegens hun arrogantie en haat. Hij had het kunnen doen. Hij had kunnen verzoeken om al die wrede mensen die hem met stenen bekogelden, af te maken. Maar dat deed hij niet. Nee, zei de Profeet Mohammed ﷺ  tegen de Engel. Vernietig de mensen van Taif niet. In plaats de bewoners te vervloeken, bad hij voor hun redding.

Dit is slechts een voorbeeld van hoe deze man, die door Allah in de Koran omschreven werd als ‘een genade voor de mensheid’, omging met degenen die hem bestreden. Het is slechts één van vele voorbeelden uit het leven van een persoon die continu doodsbedreigingen, pogingen tot moord, mishandeling en vernedering onderging van degenen die zich bedreigd voelden door zijn simpele maar grondige boodschap: niets heeft het recht aanbeden te worden behalve Allah en Mohammed is Zijn Boodschapper.

Maar de mensen van Taif waren niet de enigen die van zijn genade proefden. Hij bad constant voor zijn vijanden. Hij verrichtte ook gebeden voor de leiding van twee van zijn grootste vijanden, Aboe Djahl en ‘Oemar. De Profeet ﷺ  maakte voortdurend soortgelijke smeekbeden voor zijn volk: O Allah! Leid mijn volk, want zij zijn onwetend, bad hij voor de mensen die hem en zijn volgelingen mishandelden, vernederden, kleineerden en bespotten.

Op een andere gelegenheid kwamen sommige Metgezellen naar de Profeet ﷺ  en zij zeiden: O Boodschapper van Allah! De stam Daws heeft ongeloof en ongehoorzaamheid (aan jouw geboden) gepleegd! Verricht een smeekbede tegen hen! In tegenstelling tot de verwachting van de mensen zei de Profeet ﷺ : O Allah! Leid Daws en laat hen tot ons komen. Dit zijn slechts enkele glimpen van de wijze van de Profeet ﷺ  met betrekking tot degenen die hem vijandig gezind waren. Dit waren mensen die zijn boodschap niet alleen op intellectueel vlak bestreden. Zij waren echter vastberaden om hem, zijn familie, zijn volgelingen en de Islam te vernietigen.

Onze Profeet ﷺ  is een genade voor de hele mensheid, ongeacht hun religieuze achtergrond. Wij, als zijn volgelingen, moeten deze boodschap naleven en verspreiden in deze tijd. Een tijd waarin haat en afkeer voor elkaar normaal is geworden. We moeten verder beseffen dat het verzet tegen de Islam die de moslims in het westen te verduren krijgen, niet te vergelijken is met het verzet in de tijd van de Profeet ﷺ  en zijn Metgezellen. Zou het voor ons dan niet makkelijker moeten zijn om naar de Profetische wijze te handelen met degenen die ons, meestal uit onwetendheid, tegenwerken?